1. Ochtendhumeur? Welk ochtendhumeur?
Als we met de ladies op weekend gaan, leggen ze mij in een aparte slaapkamer samen met de vriendin, die – net als ik – geen ochtendlicht kan verdragen. Ze doen dat uit schrik dat ze ons per ongeluk zouden wakker maken, en een verschrikkelijke vloek over zichzelf uitspreken.
Ik ben namelijk geboren met een kanjer van een ochtendhumeur. Het is iets genetisch. Bij ons thuis werd er ’s ochtends niet veel gezegd – en we waren nochtans met veel -, er werd gezwegen of gesneerd.
Maar sinds ik een kind heb is van het grote chagrijn geen spoor meer. Niet dat ik spontaan een dansje doe wanneer de wekker afloopt. Maar ik ben aanspreekbaar. En ik slaag er zelfs in om dingen te doen binnen de tien minuten dat ik wakker ben, zoals de tafel dekken of een pamper verversen. Hoezee!
2. Tijd voor mezelf is onbetaalbaar
Voor de mensen die (nog) geen kind hebben: als je graag een kind wil, steek dan nu wattekes in uw oren. (voila, ik heb u gewaarschuwd) Vanaf het moment dat je een kind hebt dat zichzelf kan voortbewegen is het GEDAAN met jouw vrijheid en privacy. Zelfs op het toilet weten ze je te vinden. Want oh, het is zo de max om het toiletpapier te stelen als je ma op de pot zit. Of om duizend keer het licht aan en uit te doen als ze zich niet kan verroeren. Ook douchen wordt nooit meer dat verkwikkende moment met jezelf. Toen ik gisteren onder de douche stond, besliste mijn zoon om al zijn speelgoed bij mij in bad te keilen. Wijs, als je hoofd net vol shampoo hangt.
Op die momenten besef ik terug hoe hard ik altijd al heb kunnen genieten van tijd voor mezelf. En nu ik een kind heb, kan ik dat nog veel harder. Al is het maar een cappuccino drinken met een krant erbij. Het is zaaaaaalig. En ooit komen er weer meer zo’n momenten. (spreekt zichzelf moed in)
3. Multitasken zal nooit een talent worden
Bij ons thuis doe ik de ochtendshift. En dat is een lol, aangezien ik de chaos in levende lijve ben. Tussen opstaan en naar de onthaalmoeder vertrekken zit minstens anderhalf uur, en toch slaag ik erin om er een rush van te maken. Als een kieken zonder kop loop ik van de living, naar de keuken, naar de badkamer, en terug. Om overal iets op te rapen, mijn kind half aan te kleden, een slok thee te drinken, een kleedje te strijken… (ja, ik strijk praktisch elke dag. Allee, praktisch is hier misschien niet het juiste woord :)) Het is soms zo erg dat mijn zoon van twintig maanden mij aankijkt met een blik van moeder, gaat het een beetje gaan, ja. Hij heeft gelijk, maar hij zal er het er toch mee moeten doen.
4. Mollige wangetjes zijn het lekkerste dat er is
Voor ik een kind had, had ik niet zoveel met kinderen. En dat is nog behoorlijk zacht uitgedrukt. Ik vond de meeste kinderen maar een beetje in de weg lopen, en ik wist ook nooit goed hoe me tegenover hen te gedragen. De speelvogel in mij was al een tijdje gaan vliegen.
Tot dat manneke verscheen, met zijn gouden lokken eerst. Sindsdien moet ik mijn best doen om hem niet op te eten. Want was is er nu leuker dan je tanden te zetten in je kind? Die wangetjes, die mollige handjes, die billetjes. Aaaaahhhh. En terwijl maar liedjes zingen, en onnozele rijmpjes maken. Soms denk ik, god, zie mij bezig. Ik ben seniel aan het worden! Maar langs de andere kant: nu vindt mijn kind het nog normaal dat ik in zijn wangen bijt, terwijl hij het binnen tien jaar wellicht al schaamlijk vindt als ik hem een kus geef in het zicht van de schoolpoort. Vollenbak profiteren dus!
5. Relativeren kan je leren
Soms vind ik het jammer dat ik nog geen kind had toen ik reporter voor de krant was. Het zou mij geholpen hebben om de dingen wat meer in perspectief te plaatsen. Er is een periode geweest waarin ik alleen werkte, uitging, en sliep. Dat was een behoorlijk eenzame en slopende tijd, en mijn werk was té belangrijk voor mij. Daardoor kwam elk puntje van kritiek op mij over als een sloophamer.
Had ik toen geweten wat ik nu weet, dan was de waan van de dag gewoon de waan van de dag geweest, en niet iets waar mijn leven van afhing.
Ik wil hier niet beweren dat je een kind nodig hebt om betekenis aan je leven te geven, absoluut niet. Maar mij heeft het enorm geholpen om sterker geworteld te zijn, en een thuis te hebben waar het gezellig thuiskomen is. Het heeft mij duizend keer sterker gemaakt. En de smile van dat klein manneke als ik thuis kom, dat doet elke avond zóveel deugd dat al de rest even naar de achtergrond verdwijnt.